-
1 saupoudrer
saupoudrer [soopoedree]〈 werkwoord〉v2) doorspekken (met) [tekst]3) versnipperen [budget, krachten] -
2 *hérisser
*hérisser ['eeriesee]4 voorzien (van stekelige, puntige dingen)♦voorbeelden:1 overeind gaan staan ⇒ z'n stekels, veren overeind zetten -
3 farcir
farcir [faarsier]♦voorbeelden:〈 informeel〉 se farcir qn. • iemand verdragen, nemen zoals hij isv1) vullen, farceren -
4 truffer
truffer [truufee] -
5 pepper
n. peper--------v. peperen; peper toevoegenpepper1[ peppə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pepper2〈 werkwoord〉1 peperen♦voorbeelden: -
6 pepper a speech with witty remarks
pepper a speech with witty remarksEnglish-Dutch dictionary > pepper a speech with witty remarks
-
7 hérisser
v1) opzetten, rechtop doen staan3) kwaad maken, op stang jagen -
8 parsemer
-
9 entrelarder
entrelarder [ãtrəlaardee]〈 werkwoord〉 -
10 entremêler
entremêler [ãtrəmellee] -
11 hérisser son discours de mots techniques
hérisser son discours de mots techniquesDictionnaire français-néerlandais > hérisser son discours de mots techniques
-
12 lard
n. reuzel (doorspekt varken)--------v. larderen, doorspekkenlard1[ la:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————lard2〈 werkwoord〉1 bedekken/besmeren met varkensvet/reuzel♦voorbeelden: -
13 dash
n. ietsje; scheutje (drank); slag, dreun; spurt, uitval; (100 m.) sprint--------v. (vooruit)stormen, denderen; (met grote kracht) slaan, smijten, beukendash1[ dæsj]1 ietsje, tik(kelt)je ⇒ scheutje; snu(i)fje2 (snelle, krachtige) slag ⇒ dreun3 spurt ⇒ sprint, uitval5 penne/penseelstreek♦voorbeelden:dash of pepper • snufje peperthe prisoners made a dash for freedom • de gevangenen deden een snelle uitbreekpoging1 elan ⇒ zwier, durf————————dash21 (vooruit)stormen ⇒ (zich) storten, denderen♦voorbeelden:dash along/past • voorbijstuivendash away • wegstormen, zich uit de voeten makendash off • er (als de gesmeerde bliksem) vandoor gaandash up • komen aansnellen1 (met grote kracht) slaan ⇒ smijten, beuken♦voorbeelden:dash down • neersmijtenthe waves dashed against the rocks • de golven beukten tegen de rotsen2 (be)spatten ⇒ besmeuren, (be)sprenkelen3 snel/gehaast doen♦voorbeelden:dash one's/someone's brains out • zijn hersenpan kraken, iemand de hersens inslaan2 dash mud over something, dash something with mud • iets met modder bespatten/besmeuren3 dash something down/off • iets nog even gauw eruit stampen/opschrijven4 dash it (all)! • verdraaid!, nondeju! -
14 interlace
v. dooreenvlechten; met elkaar verweven[ - lees]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dooreenvlechten ⇒ met elkaar verweven, ineenstrengelen -
15 jargonize
v. zich bedienen van jargon, er een taaltje uitslaan; kwetteren; met jargon doorspekken (jargon-vaktaal) -
16 larder
-
17 larder un livre de citations
larder un livre de citationsDictionnaire français-néerlandais > larder un livre de citations
-
18 durchsetzen
durchsetzen1♦voorbeelden:1 zich handhaven ⇒ terrein winnen, succes hebben♦voorbeelden:————————durchsetzen2♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский